Инструкция С Настройками для Brother PE-DESIGN Ver.6
116
Layout & Editing
Afbeeldingen en borduurpatronen invoeren
Om de omtrek weer te geven die is
geëxtraheerd uit de geanalyseerde afbeelding
selecteert u het selectievakje Contour tonen.
geëxtraheerd uit de geanalyseerde afbeelding
selecteert u het selectievakje Contour tonen.
Onder Parameters analyse selecteert u de
gewenste instellingen voor
afbeeldingsanalyse.
Ruisonderdrukking: Hier geeft u op in
hoeverre ruis (vervorming) wordt verwijderd uit
de afbeelding.
Segmentatiegevoeligheid: Hiermee stelt u de
gevoeligheid van de afbeeldingsanalyse in.
Vloeiendheid contour: Hiermee geeft u de
vloeiendheid van de geëxtraheerde omtrek op.
Maximum aantal kleuren: Hiermee stelt u in
hoeveel kleuren worden gebruikt.
gewenste instellingen voor
afbeeldingsanalyse.
Ruisonderdrukking: Hier geeft u op in
hoeverre ruis (vervorming) wordt verwijderd uit
de afbeelding.
Segmentatiegevoeligheid: Hiermee stelt u de
gevoeligheid van de afbeeldingsanalyse in.
Vloeiendheid contour: Hiermee geeft u de
vloeiendheid van de geëxtraheerde omtrek op.
Maximum aantal kleuren: Hiermee stelt u in
hoeveel kleuren worden gebruikt.
In de selector Garenkleurkaart selecteert u
de gewenste garenkleurkaart. De geschiktste
garenkleuren worden geselecteerd uit de
geselecteerde garenkleurkaart. Ook kunt u
een gebruikergarenkleurkaart selecteren.
de gewenste garenkleurkaart. De geschiktste
garenkleuren worden geselecteerd uit de
geselecteerde garenkleurkaart. Ook kunt u
een gebruikergarenkleurkaart selecteren.
Om de oorspronkelijke afbeelding weer te
geven klikt u op de tab Weergave origineel.
geven klikt u op de tab Weergave origineel.
b
Memo:
• Na de instellingen te hebben gewijzigd,
klikt u op Opnieuw om de afbeelding weer
te geven met de nieuwe instellingen. Als u
niet op Opnieuw klikt, worden de nieuwe
instellingen niet toegepast.
te geven met de nieuwe instellingen. Als u
niet op Opnieuw klikt, worden de nieuwe
instellingen niet toegepast.
• Om de bewerking af te sluiten en het
dialoogvenster te sluiten klikt u op
Annuleren.
Annuleren.
• Om terug te keren naar het vorige
dialoogvenster klikt u op Vorige.
2.
In het tabblad Weergave resultaat klikt u op
de gebieden van de afbeelding om te
selecteren of ze al dan niet genaaid moeten
worden.
de gebieden van de afbeelding om te
selecteren of ze al dan niet genaaid moeten
worden.
b
Memo:
Gebieden die niet genaaid worden,
verschijnen gearceerd.
verschijnen gearceerd.
3.
Zo nodig klikt u in de lijst Kleuren weglaten
op de kleuren om te selecteren of ze al dan
niet genaaid moeten worden.
op de kleuren om te selecteren of ze al dan
niet genaaid moeten worden.
b
Memo:
Doorgestreepte kleuren zijn ingesteld om
niet genaaid te worden.
niet genaaid te worden.
4.
Wanneer u de gewenste instellingen hebt
geselecteerd, klikt u op Voltooien.
geselecteerd, klikt u op Voltooien.
→ Van de geanalyseerde gegevens wordt
een borduurpatroon gemaakt. Hierop zijn
de betreffende instellingen voor
garenkleur en naaitype toegepast. Het
patroon wordt weergegeven in de
ontwerppagina.
de betreffende instellingen voor
garenkleur en naaitype toegepast. Het
patroon wordt weergegeven in de
ontwerppagina.
b
Memo:
U kunt de naaitype-instellingen van de
gemaakte borduurgegevens later op
dezelfde manier wijzigen als de instellingen
voor andere objecten.
gemaakte borduurgegevens later op
dezelfde manier wijzigen als de instellingen
voor andere objecten.
■
Als Photo Stitch 1 (Kleur) is
geselecteerd
geselecteerd
→ Een dialoogvenster Masker selecteren
verschijnt dat er ongeveer als volgt uitziet.
Deze gebieden
worden niet
genaaid.
worden niet
genaaid.
a
Opmerking:
Als de afbeelding meer dan 500 mm hoog of
breed is, kunt u de fotosteekfuncties niet
gebruiken.
breed is, kunt u de fotosteekfuncties niet
gebruiken.
PeDesignV6NL.book Page 116 Monday, July 12, 2004 8:32 PM