Инструкция С Настройками для Brother PE-DESIGN Ver.7
207
Handmatig borduurpatronen creëren uit afbeeldingen (Design Center)
1.
Klik op
in de toolbox.
→ Als u de aanwijzer op het werkgebied
plaatst, verandert de aanwijzer in
.
2.
Om een lijn te tekenen klikt u in de
ontwerppagina om het beginpunt op te geven.
ontwerppagina om het beginpunt op te geven.
3.
Verplaats de aanwijzer en klik vervolgens in
de ontwerppagina om het volgende punt op te
geven.
de ontwerppagina om het volgende punt op te
geven.
→ De twee punten worden verbonden met
een rechte lijn.
4.
Herhaal stap
3.
totdat u alle punten hebt
opgegeven, behalve het eindpunt.
5.
Dubbelklik in de ontwerppagina om het
eindpunt op te geven.
eindpunt op te geven.
Omtrekken bekijken in het
referentievenster
referentievenster
Alle omtreklijnen op de ontwerppagina worden
weergegeven in het referentievenster. Zo hebt u
een algemeen overzicht van de omtrek terwijl u
werkt aan een detail. Het weergavegebiedkader
(rode rechthoek) geeft aan welk deel van het
patroon wordt weergegeven op de ontwerppagina.
Bovendien kan de afbeelding waarvan u een
borduurpatroon maakt of het borduurpatroon dat
wordt gecreëerd en een andere afbeelding worden
weergegeven in het referentievenster naar gelang
het stadium (figuurhandvat of naai-instellingen).
Om te schakelen tussen weergeven en verbergen
van het referentievenster, klikt u op Weergave en
weergegeven in het referentievenster. Zo hebt u
een algemeen overzicht van de omtrek terwijl u
werkt aan een detail. Het weergavegebiedkader
(rode rechthoek) geeft aan welk deel van het
patroon wordt weergegeven op de ontwerppagina.
Bovendien kan de afbeelding waarvan u een
borduurpatroon maakt of het borduurpatroon dat
wordt gecreëerd en een andere afbeelding worden
weergegeven in het referentievenster naar gelang
het stadium (figuurhandvat of naai-instellingen).
Om te schakelen tussen weergeven en verbergen
van het referentievenster, klikt u op Weergave en
vervolgens op Referentievenster, of klikt u op
,
of drukt u op de sneltoets (
).
■
Zoomen
De omtrek die wordt weergegeven in het
referentievenster kunt u verkleinen, zodat het
geheel past in het referentievenster, of vergroten
zodat alleen de omtrek wordt weergegeven.
referentievenster kunt u verkleinen, zodat het
geheel past in het referentievenster, of vergroten
zodat alleen de omtrek wordt weergegeven.
1.
Klik op de tab Pannen/Zoomen, klik op
.
→ De omtrek wordt zo weergegeven dat
deze het hele referentievenster vult.
b
Memo:
• Om het laatste punt dat u hebt opgegeven
te verwijderen klikt u met de
rechtermuisknop.
Zo nodig kunt u het raster gebruiken om de
lijnen te tekenen. Stel het raster zo in dat de
verticale en horizontale lijnen zichtbaar zijn.
Voor meer bijzonderheden over het raster,
zie “Rasterinstellingen wijzigen” op
pagina 236.
rechtermuisknop.
Zo nodig kunt u het raster gebruiken om de
lijnen te tekenen. Stel het raster zo in dat de
verticale en horizontale lijnen zichtbaar zijn.
Voor meer bijzonderheden over het raster,
zie “Rasterinstellingen wijzigen” op
pagina 236.
• Om een verticale of horizontale lijn te
tekenen houdt u de toets
ingedrukt
terwijl u de aanwijzer verplaatst.
Veelhoeklijn met gebied
Beginpunt
Eindpunt
Veelhoeklijnen met twee gebieden
Veelhoeklijn zonder gebied
Shift
F11