Cisco Cisco Aironet 1552I Outdoor Access Point 安装指南
2-51
Installatiegids voor de Cisco Aironet 1550-serie voor gevaarlijke locaties
Hoofdstuk 2 Het access point installeren
Onderhoud uitvoeren
Waarschuwing
Wanneer u het apparaat installeert of vervangt, moet de aardaansluiting altijd eerst tot stand worden
gebracht en het laatst worden ontkoppeld.
gebracht en het laatst worden ontkoppeld.
Waarschuwing 1046
Het access point verwijderen
Wanneer u een access point verwijdert, moet u erop letten dat u de stroom van het access point uitschakelt
voordat u de klep opent en de kabels van de wisselstroomingang loskoppelt. Wanneer u de
wisselstroomkabels verwijdert, moet de aardaansluiting de laatste zijn die u loskoppelt.
voordat u de klep opent en de kabels van de wisselstroomingang loskoppelt. Wanneer u de
wisselstroomkabels verwijdert, moet de aardaansluiting de laatste zijn die u loskoppelt.
Periodieke controles uitvoeren
Het access point moet periodiek worden gecontroleerd om te garanderen dat het op de gevaarlijke locatie
normaal werkt en luchtdicht is. In
normaal werkt en luchtdicht is. In
wordt een overzicht gegeven van de controleprocedures en
de periodieke herhaling ervan.
De volgende stappen
Wanneer u een MAP inschakelt die niet is aangesloten op een bekabeld ethernetnetwerk,
optische-vezelnetwerk of kabelnetwerk naar de controller, maakt het access point gebruik van het
Cisco-AWPP (Adaptive Wireless Path Protocol) om verbinding te maken met een andere MAP (Mesh Access
Point) met het beste pad terug naar een RAP (Root Access Point), die via het bekabelde netwerk is
aangesloten op een controller. Het access point verzendt een verkenningsaanvraag als het wordt ingeschakeld.
Als u het access point in de controller correct hebt geconfigureerd, verzendt de controller een antwoord op de
verkenningsaanvraag terug naar het access point. Wanneer dat gebeurt, verzendt het access point een
verbindingsaanvraag naar de controller en reageert de controller met een verbindingsbevestiging. Vervolgens
brengt het access point een CAPWAP-verbinding (Control And Provisioning of Wireless Access Points) met
de controller tot stand en wordt het gedeelde geheim op de controller geconfigureerd.
optische-vezelnetwerk of kabelnetwerk naar de controller, maakt het access point gebruik van het
Cisco-AWPP (Adaptive Wireless Path Protocol) om verbinding te maken met een andere MAP (Mesh Access
Point) met het beste pad terug naar een RAP (Root Access Point), die via het bekabelde netwerk is
aangesloten op een controller. Het access point verzendt een verkenningsaanvraag als het wordt ingeschakeld.
Als u het access point in de controller correct hebt geconfigureerd, verzendt de controller een antwoord op de
verkenningsaanvraag terug naar het access point. Wanneer dat gebeurt, verzendt het access point een
verbindingsaanvraag naar de controller en reageert de controller met een verbindingsbevestiging. Vervolgens
brengt het access point een CAPWAP-verbinding (Control And Provisioning of Wireless Access Points) met
de controller tot stand en wordt het gedeelde geheim op de controller geconfigureerd.
Raadpleeg de Cisco Wireless LAN Controller Configuration Guide voor meer informatie over het
configureren, controleren en gebruik van uw access points.
configureren, controleren en gebruik van uw access points.
Tabel 2-4
Tabel voor periodieke controle
Controleprocedure
Periodieke herhaling
Afdichting van O-ringen en externe elektriciteitsaansluitingen controleren
op veroudering, corrosie en lage aardingsweerstand.
op veroudering, corrosie en lage aardingsweerstand.
Eenmaal per 3 jaar
Klep en pakkingen van waterdichte adapter controleren op luchtdichtheid. Eenmaal per 5 jaar