Справочник Пользователя для Mitsubishi Electronics puhy-ep-yjm-a(-bs)

Скачать
Страница из 276
84
NL
[Fig. 10.2.3] (p.7)
A
  Voorbeeld van afdichtingsmaterialen
B
  De opening wordt ter plaatse afgedicht
Dicht de leiding- en kabelopeningen van het toestel goed af zodat kleine dieren, 
regenwater en sneeuw buiten worden gehouden en geen schade kunnen 
veroorzaken.
 Let op:
Dicht de leiding- en kabelopeningen af.
Dieren, regenwater of sneeuw in het toestel kunnen schade 
veroorzaken.
10.3. Luchtdichtheidsproef, ontluchten, en 
koelvloeistof bijvullen
1
 
Luchtdichtheidsproef
 
Voer de proef uit met gesloten afsluitklep van de buitenunit, en zet leidingen 
en binnenunit onder druk via het ventiel op de afsluitklep van de buitenunit. 
(Zet altijd zowel de vloeistof- als de gasleiding onder druk via de respectieve 
ventielen.)
[Fig. 10.3.1] (p.8)
A
Stikstofgas
B
Naar binnenunit
C
Meettoestel
D
Laagregeling
E
Hoogregeling
F
Ventiel
G
Vloeistofleiding
H
Gasleiding
I
Buitenunit
J
Poort op afsluitklep
Neem bij het uitvoeren van de luchtdichtheidsproef de onderstaande 
beperkingen in acht om de koelmachineolie tegen negatieve effecten te 
vrijwaren. Lekkage van niet-azeotropische koelvloeistoffen zoals R410A 
veroorzaakt een verandering in de samenstelling ervan en beïnvloedt de 
prestaties. Voer daarom de luchtdichtheidsproef met zorg uit.
 Let op:
Gebruik uitsluitend de koelvloeistof R410A. 
-  Andere koelvloeistoffen zoals R22 of R407C, die chloor bevatten, doen de 
koelmachineolie degenereren of leiden tot compressorpannes.
2
 
Ontluchten
 
Ontlucht met gesloten afsluitklep van de buitenunit; gebruik een 
vacuümpomp om zowel de leiding als de binnenunit via het ventiel op de 
afsluitklep van de buitenunit te ontluchten. (Ontlucht altijd zowel de vloeistof- 
als de gasleiding via de respectieve ventielen.) Wanneer het vacuüm een 
waarde van 650 Pa [abs] bereikt, moet nog ten minste een uur worden 
doorgegaan met ontluchten. Leg daarna de vacuümpomp stil en wacht 1 
uur. Controleer vervolgens of de vacuümwaarde hoger is geworden. 
(Als de 
vacuümwaarde met meer dan 130 Pa hoger is geworden, kan dit wijzen 
op water in het systeem. Verhoog de druk op het stikstofgas tot 0,05 
MPa en ontlucht opnieuw.) Sluit het systeem via de vloeistofleiding ten 
slotte af met het vloeibare koelmiddel, en pas de gasleidingen zo aan dat 
zij tijdens de werking van een voldoende hoeveelheid koelvloeistof worden 
voorzien.
 
* Gebruik nooit koelvloeistof om het systeem te ontluchten.
[Fig. 10.3.2] (p.8)
A
Meettoestel
B
Laagregeling
C
Hoogregeling
D
Ventiel
E
Vloeistofleiding
F
Gasleiding
G
Poort op afsluitklep
H
Driewegkoppelstuk
I
Ventiel
J
Ventiel
K
Cilinder met R410A
L
Schaal
M
Vacuümpomp
N
Naar binnenunit
O
Buitenunit
Opmerking: 
Vul altijd een aangepaste hoeveelheid koelvloeistof bij. Gebruik ook 
alleen vloeibaar koelmiddel voor het bijvullen.
Gebruik gereedschappen die geschikt zijn voor de koelvloeistof 
opgegeven op de unit.
Gebruik een gravimeter. (Een exemplaar dat tot op 0,1 kg kan meten.)
Gebruik een vacuümpomp met een terugslagklep.
(Aanbevolen vacuümpomp: ROBINAIR 14830A Thermistor) 
Zorg voor een vacuümpomp die vijf minuten na inschakeling een druk 
bereikt van 65 Pa [abs] of lager.
3
 
Koelvloeistof bijvullen
 
Omdat de koelvloeistof niet-azeotropisch is, moet deze in vloeibare toestand 
worden bijgevuld. Als u de unit bijvult met koelvloeistof uit een cilinder die 
niet over een sifon beschikt, moet u de cilinder omdraaien, zoals afgebeeld 
in Fig. 10.3.3. Als de cilinder daarentegen wel met een sifon is uitgerust, kan 
het vloeibare koelmiddel zoals rechts afgebeeld gewoon worden bijgevuld. 
Schenk daarom de nodige aandacht aan de cilindereigenschappen. Als de 
unit wordt bijgevuld met een koelmiddel in gasvorm, moet alle koelvloeistof 
door het nieuwe koelmiddel worden vervangen. Maak geen gebruik van de 
koelvloeistof die nog in de cilinder zit.
[Fig. 10.3.3] (p.8)
A
Sifon
B
Als de cilinder met R410A niet over een sifon beschikt.
10.4. Thermische isolatie van de 
koelleidingen
Zorg voor thermische isolatie van de koelleidingen door de vloeistof- en 
gasleidingen apart met hittebestendig polyethyleen van voldoende dikte te 
bedekken en wel zo dat er geen ruimte wordt opengelaten tussen binnenunit en 
isolatiemateriaal of tussen de isolerende materialen zelf. Een gebrekkige isolatie 
kan aanleiding geven tot vorming van bijvoorbeeld condenswater. Schenk 
bijzondere aandacht aan de isolatie in de tussenruimte boven het plafond.
[Fig. 10.4.1] (p.8)
A
Staaldraad
B
Leiding
C
Asfaltmastiek of asfalt
D
Thermische isolatie A
E
Bekleding B
Thermische 
isolatie A
Glasvezel + Staaldraad
Kleefmiddel + Hittebestendig polyethyleenschuim + Kleefband
Bekleding B
Binnen
Vinyltape
Open vloer
Waterdicht hennepdoek + Verhard asfalt
Buiten
Waterdicht hennepdoek + Zink + Olieverf
Opmerking:
Als voor de bekleding polyethyleen wordt gebruikt, is verdere isolatie 
met asfalt niet nodig.
Voor de elektrische bedrading is geen thermische isolatie vereist.
[Fig. 10.4.2] (p.8)
A
Vloeistofleiding
B
Gasleiding
C
Elektriciteitsdraad
D
Wikkeltape
E
Isolatie
[Fig. 10.4.3] (p.8)
Luchtdichtheidsproef
Beperkingen
(1) Voer met stikstofgas de druk op tot de ontwerpdruk (4,15 MPa) en laat dit een dag zo 
staan. Als de druk niet afneemt, is het systeem luchtdicht.
Als de druk echter wel afneemt en de plaats van het lek onbekend is, kunt u de hieronder 
beschreven bellentest uitvoeren.
(2) Nadat het systeem onder druk is gezet, bespuit u koppelstukken en soldeernaden (en 
andere Gupoflex) met een zeepoplossing en controleert u op bellen.
(3) Verwijder na de luchtdichtheidsproef de zeepoplossing.
Als een ontvlambaar gas of zuurstof wordt gebruikt om het systeem 
• 
onder druk te zetten, ontstaat brand- of ontploffingsgevaar.
Zet na het ontluchten en bijvullen de afsluitklep volledig open. Als de 
• 
klep gesloten blijft tijdens de werking van het apparaat, komt de hoge- of 
lagedrukzijde van het koelcircuit onder abnormale druk te staan, wat 
aanleiding kan geven tot schade aan de compressor, de vierwegklep, enz.
Bepaal aan de hand van de tabel de hoeveelheid bij te vullen koelvloeistof, 
• 
en vul via de poort op de afsluitklep de koelvloeistof dienovereenkomstig bij 
zodra alle leidingen zijn aangesloten.
Na het bijvullen sluit u de ventielen en de dop zorgvuldig af zodat geen 
• 
lekken ontstaan. (In de tabel hieronder vindt u de vereiste torsiewaarden.)
Vereiste torsiewaarde:
Buitendiameter 
van koperbuis 
(mm)
Dop  
(N·m)
Klepstang 
(N·m)
Moersleutel 
(mm)
Afsluitklep 
(N·m)
ø9,52
15
6
4
12
ø12,7
20
9
4
ø15,88
25
15
6
ø19,05
25
30
8
ø25,4
25
30
8
ø28,58
25
-
-
16
 Let op:
Houd de klep gesloten tot de koelleidingen ter plaatse zijn bijgevuld. 
Het openen van de klep voordat de unit wordt bijgevuld kan schade 
aan de unit veroorzaken.
Maak geen gebruik van additieven voor lekkagedetectie.
WT05962X01_NL.indd   84
2010/08/30   17:57:40