Xerox SmartSend Support & Software Installation Guide
Voorbereiding op installatie
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
39
•
Als SMARTsend op een Windows 2000 Server/Advanced Server wordt geïnstalleerd en Microsoft
SharePoint Portal Server 2001-bestemmingen ondersteunt, moet de SharePoint Portal Server
2001-client van de Microsoft-website op de SMARTsend-computer worden geïnstalleerd. Zie
SharePoint Portal Server 2001-bestemmingen ondersteunt, moet de SharePoint Portal Server
2001-client van de Microsoft-website op de SMARTsend-computer worden geïnstalleerd. Zie
•
Voor bestemmingen in Novell NetWare-mappen is de Novell Client voor NetWare versie 4.83 met
SP1 of nieuwer vereist, die te vinden is op de Novell NetWare-client-cd of kan worden gedownload
van de Novell-website:
SP1 of nieuwer vereist, die te vinden is op de Novell NetWare-client-cd of kan worden gedownload
van de Novell-website:
•
Optionele bestemmingen, zoals Documentum, TRIM, Hummingbird en Interwoven, vereisen de
corresponderende clientsoftware voor elk product dat op de SMARTsend-computer moet worden
geïnstalleerd. Als u een van deze optionele SMARTsend-onderdelen (Standard- of Professional-
editie) heeft aangeschaft en geïnstalleerd, raadpleegt u hoofdstuk 3 voor verdere informatie over
de installatie van de client voor ieder product.
corresponderende clientsoftware voor elk product dat op de SMARTsend-computer moet worden
geïnstalleerd. Als u een van deze optionele SMARTsend-onderdelen (Standard- of Professional-
editie) heeft aangeschaft en geïnstalleerd, raadpleegt u hoofdstuk 3 voor verdere informatie over
de installatie van de client voor ieder product.
•
LiveLink-bestemmingen (Standard- of Professional-editie) vereisen de aankoop van de LiveLink
SDK en de installatie van vier LiveLink SDK-bestanden. Als u de LiveLink SDK heeft aangeschaft,
lees dan
SDK en de installatie van vier LiveLink SDK-bestanden. Als u de LiveLink SDK heeft aangeschaft,
lees dan
op pagina 66 voor aanvullende informatie.
•
Voor externe printerbestemmingen moet voor elke externe printer een printerdriver op de
SMARTsend-computer worden geïnstalleerd. Zie
SMARTsend-computer worden geïnstalleerd. Zie
op pagina 39 voor aanvullende informatie.
Een printerdriver voor een bestemming van een externe printer installeren
Zo installeert u een printerdriver voor een bestemming van een externe printer:
1.
Meld uzelf als een gebruiker met beheerdersrechten op de SMARTsend-computer aan.
De netwerkgebruikersaccount moet zich bevinden op het lokale netwerk waarop de netwerkprinter
is aangesloten.
De netwerkgebruikersaccount moet zich bevinden op het lokale netwerk waarop de netwerkprinter
is aangesloten.
2.
Selecteer in Windows Vista het pictogram Printers in het Configuratiescherm en selecteer Een
printer toevoegen in de menubalk. Volg de instructies in de dialoogvensters van de wizard Printer
toevoegen.
printer toevoegen in de menubalk. Volg de instructies in de dialoogvensters van de wizard Printer
toevoegen.
3.
Voor andere besturingssystemen opent u de Windows-wizard Printer toevoegen. Klik op Volgende.
4.
Selecteer Lokale printer die met deze computer is verbonden en daarna Volgende.
5.
Het dialoogvenster Selecteer een printerpoort verschijnt. Selecteer de optie Een nieuwe poort
maken en kies daarna Standaard TCP/IP-poort als het poorttype. Klik op Volgende.
maken en kies daarna Standaard TCP/IP-poort als het poorttype. Klik op Volgende.
6.
De wizard voor het toevoegen van een standaard TCP/IP-printerpoort verschijnt. Klik op Volgende.
7.
Voer de printernaam of het IP-adres in. De poortnaam wordt automatisch ingevuld (wijzig deze
naam niet). Klik op Volgende.
naam niet). Klik op Volgende.
8.
Selecteer desgewenst aanvullende poortinformatie of voer deze in, en klik op Volgende.
9.
Klik op Voltooien om de wizard voor het toevoegen van een standaard TCP/IP-printerpoort te
sluiten.
sluiten.
10. Selecteer in de wizard Printer toevoegen een printerfabrikant en bijbehorend printermodel in de
lijst of klik op Diskette... om de driver te vinden die u wilt installeren. Klik op Volgende.
11. Voer de printernaam in of bevestig deze en selecteer een standaardprinter. Klik op Volgende.