Xerox Phaser 4400 产品宣传页
Windows 2000/XP-netwerk
Phaser™ 4400-laserprinter
30
13.
Klik op het tabblad Algemeen en klik vervolgens op Testpagina afdrukken. Als de printer nog
steeds niet afdrukt, opent u PhaserSMART vanaf het tabblad Problemen oplossen van het
Windows-stuurprogramma of raadpleegt u de Xerox-website:
steeds niet afdrukt, opent u PhaserSMART vanaf het tabblad Problemen oplossen van het
Windows-stuurprogramma of raadpleegt u de Xerox-website:
Windows 2000/XP-problemen oplossen (AppleTalk)
Opmerking
Schakel in Windows XP met behulp van de Taakbalk en het dialoogvenster Eigenschappen
van het menu Start over naar Windows-klassiek. Als u dit niet doet, komen de procedures in
Windows XP niet overeen met onderstaande stappen.
van het menu Start over naar Windows-klassiek. Als u dit niet doet, komen de procedures in
Windows XP niet overeen met onderstaande stappen.
In deze sectie wordt ervan uitgegaan dat u de volgende taken hebt voltooid:
■
U hebt een Phaser-printer PostScript-afdrukstuurprogramma opgeladen.
■
U hebt een recente kopie van de configuratiepagina’s afgedrukt en bewaard. Raadpleeg de sectie
over het Voorpaneel in de Handleiding Functies op de interactieve documentatie-cd-rom voor
informatie over het afdrukken van configuratiepagina’s.
over het Voorpaneel in de Handleiding Functies op de interactieve documentatie-cd-rom voor
informatie over het afdrukken van configuratiepagina’s.
1.
Controleer of de Ethertalk-naam correct is in het Ethertalk-gedeelte van de configuratiepagina’s.
2.
Controleer het volgende in het EtherTalk-gedeelte van de configuratiepagina’s:
■
Ingeschakeld is ingesteld op Ja.
■
Zone bevat de gewenste zonenaam of * (* betekent standaard lokale zone).
3.
Controleer of de client is aangemeld bij het netwerk en afdrukt naar de juiste afdrukwachtrij.
Controleer ook of de gebruiker toegang heeft tot de Phaser-printerwachtrij.
Controleer ook of de gebruiker toegang heeft tot de Phaser-printerwachtrij.
4.
Gebruik op het bureaublad van de server de rechtermuisknop en selecteer Mijn netwerklocaties.
Selecteer met de rechtermuisknop de optie Eigenschappen in het trapsgewijze menu. Selecteer
LAN-verbinding.
Selecteer met de rechtermuisknop de optie Eigenschappen in het trapsgewijze menu. Selecteer
LAN-verbinding.
5.
Het dialoogvenster Eigenschappen voor LAN-verbinding moet verschijnen. Selecteer het tabblad
Configuratie.
Configuratie.
6.
Zoek in de lijst met geïnstalleerde netwerkcomponenten naar het AppleTalk Internet-protocol.
7.
Installeer indien nodig onderdelen die niet in de lijst worden weergegeven en start het systeem
opnieuw.
opnieuw.
8.
Als het systeem opnieuw is gestart, selecteert u de knop Start, Instellingen en selecteert u
vervolgens de map Printers. Het venster Printers moet verschijnen.
vervolgens de map Printers. Het venster Printers moet verschijnen.
9.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies Eigenschappen.
10.
Selecteer het tabblad Geavanceerd. Controleer of u het juiste stuurprogramma hebt geselecteerd
voor de printer.
voor de printer.
11.
Selecteer het tabblad Poorten.
12.
Controleer de AppleTalk-naam in de lijst Afdrukken naar de volgende poort. Selecteer indien
nodig de juiste naam opnieuw of selecteer, als deze niet wordt weergegeven, Poort toevoegen,
waarbij u de zone en vervolgens de naam uit bovenstaande stappen 1 en 2 selecteert.
nodig de juiste naam opnieuw of selecteer, als deze niet wordt weergegeven, Poort toevoegen,
waarbij u de zone en vervolgens de naam uit bovenstaande stappen 1 en 2 selecteert.
13.