Panasonic KXMB2001GX Operating Guide

Page of 88
3.1 Afdrukken vanuit
Windows-toepassingen
U kunt bestanden afdrukken die in Windows-toepassingen zijn
gemaakt. U drukt bijvoorbeeld als volgt af vanuit WordPad:
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer [Print...] in het menu [File].
R Het dialoogvenster [Print] wordt weergegeven.
Klik voor meer informatie over het dialoogvenster
[Print] op [?] en klik vervolgens op het gewenste
onderdeel.
Opmerking:
R In Microsoft PowerPoint
®
 selecteert u [Color] of
verwijdert u het vinkje naast [Grayscale] in het
afdrukdialoogvenster zodat de gekleurde of grijze tekst
correct in grijstinten wordt afgedrukt.
3
Selecteer de apparaatnaam als de actieve printer.
R Als u tijdens het installeren de naam van het apparaat
hebt gewijzigd, selecteert u die betreffende naam in de
lijst.
R Wanneer de modusbeperking (functie #154 op
pagina 51) is ingeschakeld, voert u op voorhand de
afdelingscode in de printerinstellingen in met behulp
van [Job Type] (pagina 23). Als de afdelingscode
niet overeenstemt of deze de printmodus beperkt,
wordt het afdrukken geannuleerd.
R U wijzigt de printerinstellingen als volgt.
Voor Windows 2000:
Klik op het gewenste tabblad en wijzig de
printerinstellingen.
Voor Windows XP/Windows Vista/Windows 7:
Klik op [Preferences] en selecteer het gewenste
tabblad. Wijzig de printerinstellingen en klik op [OK].
4
Klik op [Print].
R Het afdrukken wordt gestart.
afdruktaak.
papierspecificaties.
R Als er een fout tijdens het afdrukken optreedt, wordt Device
Monitor (pagina 50) automatisch gestart en wordt de
foutmelding weergegeven.
De printereigenschappen instellen
U kunt de printerinstellingen wijzigen in stap 3. Het wordt
aanbevolen het papier op het apparaat zelf te testen (vooral
speciale formaten en typen), voordat u grotere hoeveelheden
aanschaft.
Op de volgende tabbladen kunt u de instellingen wijzigen of
weergeven.
[Basic]: Papierformaat, type media, pagina’s per vel, enz.
[Output]: Aantal afdrukken, sorteren, enz.
[Job Type]: De afdelingscode invoeren.
R De afdelingscode wordt bijgehouden voor toekomstige
afdruktaken en moet slechts eenmaal worden ingevoerd.
[Quality]: Kwaliteit, contrast, tonerbesparing, enz.
[Effects]: Watermerk, overlappen.
[Profile]: De gewenste instellingen opslaan, de opgeslagen
instellingen selecteren, enz.
[Support]: Versie-informatie.
Opmerking:
R Selecteer het juiste type media op het tabblad [Basic] voor
het afdrukpapier.
Type afdrukpapier
Type media
Normaal papier
75 g/m
2
 tot 90 g/m
2
[Plain Paper]
Dun papier
64 g/m
2
 tot 75 g/m
2
[Thin Paper]
Etiket
[Label]
R Als u afdrukt vanaf de computer, krijgen de ingestelde
printereigenschappen voorrang op de volgende functies
die in het apparaat zijn geprogrammeerd:
– instelling type media (functie #383 en functie #384 op
– instelling tonerbesparing (functie #482 op
Op etiketten afdrukken
U kunt niet alleen op normaal papier afdrukken, maar ook op
bijzondere materialen (etiketten).
R Zie pagina 76 voor meer informatie over afdrukpapier.
R Zie pagina 14 voor het plaatsen van papier.
Gebruik etiketten die geschikt zijn voor laserprinters.
Aanbevolen worden:
Avery
®
5160/5161/5162/5163/5164/5165/5167/5168
XEROX
®
LWH100/LWH110/LWH120/LWH130/LWH140
Gebruik de lade voor handmatige papierinvoer voor
het afdrukken van etiketten.
23
3. . Printer
3. Printer